
“Ik droomde over David die brieven overhandigde aan alle vrouwen in Amsterdam.”
Den Haag, donderdag 26 december 1624
Ik heb lang wakker gelegen vannacht. Ik lag maar te woelen en te draaien, en als ik dan in slaap viel droomde ik onrustig over David die brieven overhandigde aan alle huwbare vrouwen in Amsterdam. Badend in het zweet werd ik weer wakker. Pas tegen het ochtendgloren viel ik in een rustige slaap.
Vanochtend heb ik een en ander nog eens kalm overdacht. David is duidelijk plannen aan het smeden: nieuw werk in een stad aan de andere kant van het land, een nieuwe liefde. En hoeveel onrust dat ook voor mij oplevert, ik heb er wel begrip voor. David heeft nog een heel leven voor zich en het is zijn goed recht om een betere betrekking voor zichzelf te wensen. Zoals het ook zijn goed recht is om nog eens te trouwen met een lieve vrouw met wie hij een goed huishouden kan voeren.
Maar ik vind het moeilijk dat zijn beslissingen consequenties hebben voor mij. Als Davids leven verandert, dan zal ook mijn leven er over niet al te lange tijd heel anders uit zien. Hoe weet ik nog niet, maar waar ik eerder in paniek was, heb ik in de loop van de nacht besloten me maar niet al te veel zorgen te maken. Het komt zoals het komt. En pas als ik weet wat komt, kan ik ernaar handelen.
Het weer van 26 december 1624:
“Fraij, stil ende droog weder al den dag.”