“Ik heb een goede kan bier geschonken.”

Den Haag, zondag 1 december 1624

Vanochtend bezochten we de Grote Kerk, waar de dienst dit keer door een onbekende dominee werd verzorgd. Eigenlijk vond ik deze predikant beter dan onze Roseaus, in ieder geval keek hij een stuk minder streng de kerkbanken rond. De blik van dominee Rosaeus boezemt me eerlijk gezegd altijd angst in.

David was van plan geweest na de dienst naar Delft te reizen om broeder Hendrik te bezoeken, maar vanwege het slechte weer is hij toch maar in Den Haag gebleven. Na de middagportie heeft hij ons tot vervelens toe voorgelezen uit zijn Franse bijbel. Gelukkig kwam broer Steven hem halen voor een wandeling. Ik was blij dat David tegen zes uur weer thuis was, want in de tussentijd kwam oom Adriaan en die moest ik zolang zien te onderhouden. De beste man heeft altijd van alles te vertellen, maar zijn aanwezigheid is soms een beetje te veel van het goede: ik kom nergens meer aan toe wanneer hij er is.

Oom Adriaan en mijn broer hebben vervolgens een uur lang bij de haard zitten praten. Ik heb ze maar een goede kan bier geschonken. Inmiddels is David naar cousijn van Overschie, om als getuige op te treden bij het opmaken van diens testament. Hij blijft daar vast op de portie, dus ik ga zo met de kinderen mijn eigen gang.

Beker
Davids dagboek

Het weer van 1 december 1624:
“Voormiddags mottig ende mistig weder ende voort al den dag regen-weder.”

Reageer op deze dag

Deel deze dag