“David schrijft een herdersdicht.”

Den Haag, dinsdag 5 november 1624

Het was mooi weer vandaag, maar ik ben niet helemaal buiten geweest. Daar heb ik dan toch altijd een beetje spijt van. Het lijkt namelijk wel alsof ik me beter voel wanneer ik elke dag even in de frisse buitenlucht ben. Ook David was de hele dag thuis; zijn pupillen hadden vrij van school in verband met de ossenmarkt. We hebben elkaar weer behoorlijk op de zenuwen gewerkt, tot hij naar zijn comptoir vertrok om aan zijn ‘Ecloga’, ofwel herdersdicht, te schrijven. De eerste regels gaan zo:

“Ach groot hertzeer! O rouw! O harde doodt ontijdich!
Onnoosel kinderkens! O vrienden medelijden!
O herderinnekens! O zoete herder-jeuchdt!
Verstrooijde schaepkens, ach! ach lievers van de deuchdt!
O droevich ongeval in mijne jonge jaren!
Gesellen lief en’ weerdt, hoe sal iks mij bedaeren?”

Het gedicht jammert zo een hele tijd door. Het is een klacht op de dood van zijn vrouw Roeltje. Ik weet heus wel dat David veel verdriet heeft van haar overlijden, maar toch vind ik dat hij de boel in zijn gedichten een beetje overdrijft. Maar misschien is dit de manier waarop een kunstenaar zich hoort uit te drukken en ben ik te nuchter.

Breckerveld kwam net nog even langs om de te vertellen dat Dr. Nicolaas de Voogt, burgemeester van Arnhem en gedeputeerde bij de Staten Generaal, vandaag hier in Den Haag is overleden. Ik meende me de naam al te herinneren: De Voogt was vijf jaar geleden een van de rechters van Johan van Oldenbarnevelt toen deze in conflict was gekomen met stadhouder Maurits en werd veroordeeld voor hoogverraad, zo vertelde David me. Hij werd als straf hier op het Binnenhof onthoofd door een beul. Ik weet het nog goed. Het waren onrustige tijden hier in de Republiek.

Onthoofding
Davids dagboek

Het weer van 5 november 1624:
“Helder, lieflijck, stil ende getempert schoon wederken met vrolycken ende warmen sonneschijn.”

Reageer op deze dag

Deel deze dag