
Het is nog steeds vuig en koud weer. Vanochtend zijn we naar de predicatie van dominee Rosaeus geweest. Gelijk daarna is David met een wagen naar Delft vertrokken om er broer Hendrik en zuster Eva te bezoeken. Zelf heb ik niet veel bijzonders gedaan vandaag. Jaccomijntje kwam nog wel langs om een praatje. Ze is weer eens zo verliefd dat ze er buikpijn van heeft. Maar goed, dat duurt meestal niet langer dan een week, dus ik maak me er maar niet al te druk over. Het lijkt mij zelf ook wel leuk om eens echt verliefd te zijn, maar alleen als het wederzijds is. Wat moet een mens met een gebroken hart?
David was om zeven uur weer thuis met het nieuws dat het met broer Hendrik en zijn huisgezin goed gaat. De toestand van oom Simon van Overschie is echter wel heel zorgelijk: hij ligt nog steeds doodziek aan de pest. David is nu bij tante Annetje om haar het nare nieuws over haar broer te vertellen.
Het weer van 3 november 1624:
“Somber, mijstig, kout ende ongenuechlijck weder, stoffregenende oock al nu en dan, hebbende Nachts weder gevrosen.”