
Ik zit hier in nachtkleding te schrijven. Ik lag vanavond namelijk al vroeg in bed – ik had toch niks te doen dus ik kon net zo goed gaan slapen – toen David me om half tien uit bed belde. Hij was net terug uit Amsterdam. Ik had hem niet meer verwacht, want zo laat varen er geen schuiten meer, maar hij was vanaf Leiden een eind gaan lopen om vervolgens met een wagen die voorbijkwam mee te reizen.
David heeft een leuke tijd gehad in Amsterdam. Hij heeft, net als Jaccomijntje en ik laatst, bij cousijn Pieter Beck gelogeerd. Hij heeft de afgelopen dagen verschillende Amsterdamse vrienden en kennissen bezocht, onder wie David de Moor, die hier een tijdje geleden op bezoek was. Ook is hij een avond te gast geweest bij Anneke Willems, de huisvrouw van Admiraal Willekens. Weet je wat ze daar aten? Gebraden gans!
Eigenlijk wilde David dat ik het vuur weer op zou stoken en nog wat te eten voor hem zou maken, maar daar ben ik niet aan begonnen. Ik heb hem naar tante Annetje gestuurd: die is toch altijd tot laat op en heeft altijd wel een pot eten boven het vuur hangen. Bovendien kan hij haar dan gelijk de groeten doen van al haar Amsterdamse vrienden.
O ja, mijn broer Hendrik heeft in Amsterdam de schuit gemist. Typisch iets voor hem.
Ik ga nu maar weer eens verder waar ik gebleven was: in mijn bed.
Het weer van 24 september:
“Viel des morgens eenen dicken vuijle ende stinckenden Nevel, ende was voort al den dag schoon weder.”