
Broer Hendrik kwam in de vooravond aan uit Delft. Ik heb hem en David eerst maar eens het huis uitgestuurd om een wandelingetje te maken. Zo kon ik tenminste op mijn gemak de maaltijd bereiden. Ik heb een mooie snoek klaargemaakt, want Jenneke en Breckerveld zouden ook komen. Iedereen was om half negen hier. Na het eten hebben we met z’n vijven Psalm 50 en 51 gezongen.
Het is nu half elf geweest en mijn broers zijn de deur uit om Breckerveld en Jenneke naar huis te begeleiden. David kennende, zullen hij en Hendrik daarna nog even een ommetje maken.
Dat komt gelegen, want ik heb alles net aan kant en zo kan ik nog even in mijn dagboek schrijven. Ik ben er ooit aan begonnen omdat David zei dat het een goede schrijfoefening voor mij zou zijn. Inmiddels is het schrijven een dagelijkse gewoonte geworden. Ik vind het fijn om te doen, maar ik vraag me af of iemand mijn dagboek ooit zal lezen. Misschien is het maar beter van niet. Wie is er nu geïnteresseerd in de belevenissen van een jonge maagd die niks bijzonders meemaakt?
Het weer van 3 september 1624:
“Schoon ende fris wederken.”