“Prins Maurits heeft Jezuïeten ondervraagd in zijn tuin.”

Den Haag, vrijdag 30 augustus 1624

Zo, ik ben weer thuis. Jaccomijntje en ik hebben overnacht in een herberg bij Leiden en we hebben vandaag het laatste deel van de reis afgelegd. Terug in Den Haag zijn we gelijk naar tante Annetje gelopen om haar over onze belevenissen te vertellen. Adriaan en Sara waren er ook. Ze waren erg blij me weer te zien, en dat deed me deugd. Niet alleen zo’n reisje is genoeglijk, maar het thuiskomen ook! Ik heb de kinderen gelijk hun Amsterdamse koek gegeven en daar waren ze heel content mee. David liep ook even binnen bij tante, maar hij was druk en moest gelijk weer weg. Maar het leek of zelfs hij blij was dat ik gezond en wel weer terug ben.

Ik had net pas echt gelegenheid om met hem te praten. Hij kwam van Breckerveld en had een goede bui. Hij heeft uitvoerig geluisterd naar mijn Amsterdamse avonturen.

Daarna vertelde hij me het nieuws van de laatste dagen. Prins Maurits heeft afgelopen week wel anderhalf uur lang twee Jezuiten ondervraagd in zijn tuin. Zij waren van Brazilië onderweg naar Spanje en werden toen door Vlissingse vrijbuiters gevangen genomen, en nu wilde Maurits van ze weten wat de Portugezen bij Pernambuco van plan zijn.

Veel zorgelijker is de toestand rond de pest. David was gister in Delft en hij hoorde er niks anders dan klagen, zuchten en klokken luiden. Hij vertelde me dat er over niets anders gesproken wordt dan sterven en doden. Er zijn gister zeker 50 pestslachtoffers begraven.

De ziekte komt steeds dichterbij: in de familie Van Overschie liggen er verschillende ziek aan de pest. Zuster Volkje van Overschie is overleden en wordt morgen begraven. Gelukkig blijft Hendrik en zijn huisgezin de gruwel vooralsnog bespaard.

Davids dagboek

Het weer van 30 augustus 1624:
“Heerlijck ende lieflijck schoon werm weder.”

Reageer op deze dag

Deel deze dag