“Ik heb al twee kleine kinderen onder mijn hoede.”

Den Haag, maandag 19 augustus 1624

Ik heb weer eens bonje met David. Hij wil kleine Roeltje bij de min vandaan halen en hier in zijn huisgezin opnemen. Volgens hem is zijn dochtertje met haar negen maanden inmiddels voldoende gegroeid en sterk genoeg om zonder min verder te kunnen. Bovendien scheelt het hem op maandbasis een behoorlijke duit. Het is overduidelijk dat dat voor hem de belangrijkste reden is, maar hij hoeft niet voor het kind te zorgen en ik wel.

Ik heb al twee kleine kinderen en een onhandelbaar broertje onder mijn hoede – hoewel Abraham er de helft van de tijd ervandoor is – en daarnaast nog een heel huishouden te bestieren; dat lijkt mij meer dan genoeg werk voor die paar rotcenten die David mij betaalt. Maar David houdt bij hoog en bij laag vol dat ik die kleine er prima bij kan hebben. Er vielen harde woorden tussen ons. Hij voegde eraan toe dat onze familieband wel erg zuur en duur is. David verwijt mij daarmee dat ik mezelf wel erg duur verkoop aan een bloedverwant. Moet hij zeggen!

Het weer van 19 augustus 1624:
“Al de dag over doncker ende graeu weder, regenende tegen den avont ende inde volgende Nacht.”

Reageer op deze dag

Deel deze dag