
Er zijn van die dagen dat je werkelijk niets gedaan krijgt. Het begon vanochtend al met Breckerveld die om een boodschap kwam. Om half tien kwam vervolgens oom Simon van Overschie langs met een prachtige, zilveren roemer als pillegift voor ons klein Roeltje. Het is een geschenk van Geertruid, de dochter van oom Simon, die bij de doop van Roeltje als peet heeft gestaan. Het is een heel fraai cadeau.
Vanmiddag kwam tante Annetje nog langs en even daarna Jaccomijntje. Mijn vriendinnetje was in Delft geweest en kwam me een brief brengen van broer Hendrik. Gelukkig gaat het met zijn huisgezin allemaal naar wens, want bij ons is het weer hetzelfde liedje: mijn broertje Abraham is vanochtend, onderweg naar Breckervelds werkplaats, weer eens weggelopen.
David is woedend! Hij loopt te mopperen dat ons kleine broertje zijn luie en gemakkelijke leven blijkbaar alweer beu is. Abraham staat laat op, gaat vroeg naar bed, krijgt te eten en te drinken en hoeft in de werkplaats van Breckerveld alleen maar te leren tekenen. En nog is hij niet tevreden. Terwijl David verschrikkelijk zijn best heeft gedaan om hem hier in zijn vertrouwde omgeving als leerjongen onder te brengen. Ik ben het met David eens dat Abraham dankbaar zou mogen zijn. Ik zou willen dat ik zo’n luizenleven had! Maar waar hij nou is?
Het weer van 9 augustus 1624:
“Uijtter-maeten heet ende zoel weder.”