
David en ik hebben, zo goed en kwaad als het ging, eindelijk weer eens normaal tegen elkaar gedaan. We hebben zowaar het noenmaal met ons hele huisgezin in harmonie doorgebracht. Zelfs ons broertje Abraham gedroeg zich voorbeeldig. En dat mag een klein wonder heten.
Vanmiddag kwam David helemaal in zijn nopjes thuis. Hij was bij zijn kennis, de jonge klerk Mierop, langs geweest om diens rariteitenkabinet te bekijken. In ruil voor een aantal antieke penningen kreeg David een aantal schelpen en een prent van Frederik Hendrik van Nassau door Delff mee. Heel mooi!
Het weer van 14 juli 1624:
“Schoon, lieflijck ende getempert wederken.”