
Jaccomijntje kwam vanochtend weer naar Delft. Ze had een briefje bij zich van David aan Hendrik. Ik weet niet precies wat erin stond, maar het ging vast over Abraham. Ze zitten natuurlijk met hem in hun maag. Als oudste broers voelen zij zich verantwoordelijk voor hem en mij sinds we wees zijn. Van mij hebben ze geen last. Sterker nog: David heeft alleen maar baat bij mijn aanwezigheid omdat ik voor zijn huishouden en kinderen zorg. Maar ons broertje Abraham is natuurlijk echt een zorgenkind. Ik denk dat David het liefst heeft dat Abraham een tijdje bij Hendrik verblijft, maar de vraag is of Hendrik en zuster Eva dat zien zitten.
Vanmiddag hebben Jaccomijntje en ik, samen met de kinderen, nog een laatste rondje kermis gedaan en zijn toen weer naar Den Haag vertrokken. Het was fijn dat Jaccomijntje met me meereisde, want met twee van die kleine kinderen de schuit nemen is een heel gedoe. Vanavond zijn we met z’n allen bij tante Annetje blijven eten. We kregen salade en eieren. David schoof ook aan en we hebben een heel genoeglijke avond gehad. Dat was ook omdat we het onderwerp Abraham angstvallig hebben vermeden. Als we daarover beginnen wordt David gelijk chagrijnig.
Het weer van 18 juni 1624:
“Heel schoon ende warm weder al de dag. An den avont vuijl doncker nevelachtig weder.”