“Er waren duizenden oproeikraaiers op de been.”

Den Haag, woensdag 5 juni 1624

Mijn hemel! Er is een oproer uitgebroken in de stad. Het grauw is aan het muiten geslagen omdat de accijns op boter is verhoogd. Een hele meute van jonge jongens tot boze vrouwen heeft de huizen van de pachters en belastinginners bestormd en de ruiten ingegooid. De schutterij heeft gelijk de wapenen opgepakt en de garde van de prins van Oranje staat paraat, maar daar trekt het rapaille zich weinig van aan.

Ook al wonen we achter een poort en niet direct aan de straat, we hebben toch maar snel alle deuren en ramen gesloten. Ik moest eigenlijk een boodschap doen, maar mocht van David niet naar buiten. De kinderen heb ik binnen moeten vermaken. Dat viel nog niet mee met dit mooie weer.

David is zelf wel op pad gegaan. Hij is met tante Annetje bij de min geweest om kleine Roeltje te bezoeken. Bij terugkomst vertelde hij dat er duizenden oproeikraaiers op de been waren.

Het is tot diep in de namiddag onrustig gebleven. Toen de rust weer enigszins was wedergekeerd gingen David en cousijn Mannes nog even op pad. Ze vertelden bij terugkomst dat de soldaten van de garde en de schutterij er nog niet van overtuigd zijn dat het oproer definitief ten einde is. Vannacht wordt er op verschillende plaatsen extra wacht gelopen.

Het weer van 5 juni 1624:
“Droog ende heerlijck weder.”

Reageer op deze dag

Deel deze dag