
“De kans dat Jaccomijntje en ik ruzie krijgen over Breeckeveld is gering.”
Den Haag, woensdag 24 april 1624
Jaccomijntje en ik hebben het bijgelegd. Ik wilde na het noenmaal net richting de herberg lopen, toen ze ineens hier voor de deur stond. Ze kwam me halen om een stukje te lopen in de Prinsessentuin achter het Oude Hof. De tuin lag er mooi bij met uitlopende bomen en de eerste bloemen van het jaar. We hebben het niet eens echt over onze aanvaring gehad, maar wel lekker gekletst en veel gegiecheld, ook over Breckerveld. Dus alles is weer in orde, gelukkig.
Ze lijkt zelfs al over haar verliefdheid voor Breckerveld heen, want ze vertelde me dat ze onze kleermaker Abraham Pietersz Breeckeveld heel leuk vindt. Het is best een aardige man, maar dit voorjaar werd ik hem goed zat toen hij hier zoveel was. Dus de kans dat Jaccomijntje en ik ruzie zullen krijgen over Breeckeveld is gering.
Het weer van 24 april 1624:
“Schoon ende heerlijck droog weder met continuelen Sonneschijn, ende redelijcken koude an de morgen ende avont, regende tegen den nacht een goede vlage.”