
Mijn broer David heeft vannacht een heel bijzondere droom gehad. Hoe ik dat weet? Nou, toen ik zijn comptoir aan het stoffen was, heb ik zijn dagboek gelezen. Ik weet dat dat niet hoort, maar af en toe heb ik behoefte aan een verzetje. Zeker nu ik in onmin leef met Jaccomijntje.
Ik ga haar zelf uit de weg, maar ze is de laatste dagen ook hier niet meer langs geweest voor een praatje. David zag haar gister wel door de Hoogstraat lopen met onze vriendin Tanneke. Het voelt nu alsof ze tegen mij samenspannen en dat is niet fijn. Ik durf dit soort dingen nooit goed met David te bespreken, omdat hij altijd zo kortaf kan doen en me het gevoel geeft dat ik me niet zo aan moet stellen. Maar toen ik er net toch over begon, reageerde mijn broer heel geduldig. Volgens hem kan ik het beste zelf bij Jaccomijntje langs gaan om te vertellen hoe ik me voel over het feit dat ze al die tijd niks over haar verliefdheid heeft verteld, terwijl zij het van mij wel wist. Volgens hem komt het dan vast wel goed.
Nu David vandaag zo aardig was, voel ik me schuldig dat ik in zijn dagboek gelezen heb. Maar goed, dit is wat hij schreef:
“Ick hadde den vergangene naer-nacht eenen zeer genoechlijcken ende werckelycken droom van zeer heerlijck weder ende voorspoedige scheep-vaert van veele ende verscheydende schepen op verscheydene wateren, vloeden ende zeeen, alle zeylende met voorwint ende ongelooflycken snelheijt, tot mijnen zonderlingen genuegen, alzoo ick mede voer ende te varen hadde, in welcke droom ick verwert bleef tot aen den lichten morgen dat ik wacker wert, dier geleijcke plachten mij wel wat goets beteijckenen, hopende dat het ditmael niet en zal missen.”
Het weer van 23 april 1624:
“Voormiddags eerst schoon ende naer regen-weder, doch eyndigde den dag heel helder.”