
Ik heb net een fikse ruzie met David gehad. Toen ik vanavond met Adriaan uit Delft thuis kwam was het een enorme pestbende in de keuken. De glazen waaruit hij ’s ochtends met Breckerveld gesuikerde anijswatertjes had gelepeld stonden nog op tafel. En ook de kroezen waaruit David met mijn broer Hendrik bier had gedronken waren nog niet opgeruimd.
Er was ook nog een hoop andere rotzooi. David had een poging gedaan om de kleren van Roeltje uit te zoeken. Hij wil een deel ervan verkopen. Maar nu was de kleerkast dus een grote wanorde.
En dat terwijl ik de laatste tijd juist zo mijn best heb gedaan om het huis op orde te houden! Ik was heel boos en dat heb ik hem bij thuiskomst laten merken ook.
Het weer van 18 april 1624:
“Noch al even schoonen weder, maer woeij al vrij sterck uit den Oosten, zonderlinge des naermiddags.”