
Het donderde vanochtend zo hard dat ik dacht dat ons laatste uur geslagen had, maar uiteindelijk viel de schade mee.
Het was vandaag geen weer om naar buiten te gaan, en daar had ik ook geen gelegenheid toe. Ik had de hele dag Abraham Pieters Breeckeveld, de kleermaker, over de vloer. Hij is een nieuwe pak aan het naaien voor mijn broertje Abraham. Want als Abraham straks in Arnhem in de leer gaat, moet hij er natuurlijk wel een beetje netjes bijlopen. Het opnemen van de maten duurde allemaal wel wat langer dan normaal. Abraham kan natuurlijk geen moment stilzitten.
Herman Breckerveld kwam nog ook langs: hij was op weg naar Delft. David heeft snel een brief aan broer Hendrik geschreven zodat Breckerveld die in Delft kon afleveren. Ondertussen zaten ze bij het vuur over van allerlei te praten.
Het is een aardige man, die Herman. Iets jonger en veel knapper dan mijn broer, en met een vlotte babbel. Hij is nog vrijgezel, maar ik denk niet dat David zou overwegen mij met Herman te laten trouwen. Al is het maar vanwege het leeftijdsverschil: hij is zeker tien jaar ouder dan ik.
Het weer van 19 januari 1624:
“Van de nacht af tot weder in de volgende nacht was een omgestuijm ende windig nootweder, blixemde des morgens ten 7 uijre verschrickelijck, waerop eenen vervaerlijcken donderslach bronste, regende stormende, hagelende en sneeuwende voorts de gantsche dag over.”