
Op zondag hoef ik gelukkig geen huishoudelijk werk te doen. Een mens kan tenslotte niet altijd bezig zijn met schrobben en poetsen. In die zin is het een fijne dag, hoewel ik ze soms ook wel een beetje saai vind, die zondagen.
Vandaag ging David twee keer naar de kerk, ’s ochtends naar het Heilige Avondmaal en ’s middags naar de dankpreek. Tussendoor werden we bezocht door compeer Mr. Matthijs Miller. David en hij zaten bij het vuur over van alles te praten, dus ik kon lekker meeluisteren. Ze hadden het ook over atheïsten. Dat schijnen mensen te zijn die niet in God geloven. Daar kan ik me dus helemaal niets bij voorstellen, ik vind het zelfs een beetje griezelig klinken.
David is samen met oom en tante Van der Cruijs en andere buren voor de maaltijd uitgenodigd bij Jan Willemszoon, de Zwaardveger. Dus vanavond hebben de kinderen en ik het rijk alleen. Dat is best wel eens lekker, want sinds het overlijden van Roeltje is David eigenlijk niet te genieten.
Het weer van 14 januari 1624:
“Zuer en bitter kout weder doch zonder zonderlijcke vorst, met sonneschijn op den naermiddag.”